Divina commedia: Metrische vertaling, Opseg 3A.C. Kruseman, 1864 |
Sadržaj
3 | |
13 | |
23 | |
32 | |
42 | |
52 | |
64 | |
75 | |
86 | |
98 | |
109 | |
118 | |
130 | |
140 | |
149 | |
159 | |
171 | |
182 | |
192 | |
280 | |
290 | |
300 | |
309 | |
318 | |
328 | |
341 | |
358 | |
381 | |
441 | |
467 | |
Uobičajeni izrazi i fraze
aanschouwing AANTEEKENINGEN aarde aldus andren Beatrice beeld beteekenis blik Brunetto Latini Cacciaguida Commedia Dante Dante Alighieri Dante's denkbeelden dewijl Dichter dien dier Donati edele eenige eeuwig Empyreum Florence gantsch gedicht geestelijk gelijk geloof genade geslacht Ghibellijnen glans gloed goddelijke Gods goede Guelfen Guido Guido Cavalcanti hart heil Heilige Hemel hemelsche hemelsfeeren hief hooger hoogste Italië Jezus Joannes Jonkvrouw Karel Karel Martel Karel van Valois Keizer Kerk kracht kreitsen Kristus leven licht lichtgloed liefde Louteringsberg Majano maken Maria mensch menschelijk nabij namentlijk natuur onmiddelijk onze Opdat Paradijs Paus Petrus Primum Mobile rijk Rome scheen schoon sfeer slechts sprak spreekt spreken stad sterren stierf stralen terwijl thands Thomas van Aquino toespeling Trajanus tusschen vader vaers vaerzen Vandaar Virgilius Vita Nuova volk vreugde vrome waarheid waarin waarop waereld Want weêr weldra wezen wien woorden zalige zalige geesten Zang zegt zich-zelf ziel zien zijner zoodat zooveel zoozeer zulk
Popularni odlomci
Stranica iv - Desiderosi d'ascoltar, seguiti « Dietro al mio legno, che cantando varca; « Tornate a riveder li vostri liti, « Non vi mettete in pelago, chè forse « Perdendo me, rimarreste smarriti. « L'acqua eh' io prendo giammai non si corse : « Minerva spira, e conducemi Apollo, « E nove Muse mi dimostran l
Stranica 10 - En ik ken een' zoodanig' mensch, (of het in het ligchaam, of buiten het ligchaam geschied zij, weet ik niet ; God weet het.) 4 Dat hij opgetrokken is geweest in het paradijs, en gehoord heeft onuitsprekelijke woorden, die het eenen mensch niet geoorloofd is te spreken.
Stranica 457 - En waar de Dichter als strijdvoerder tegen boosheid en ontaarding optreedt, daar is het zoowel tegen degenen die de ontwikkeling van zijn waereldrijk hebben belemmerd als tegen hen die zich aan het geestelijk rijk hebben vergrepen.